Rabobank presenteert het coöperatief convenant voor NederlandPleidooi voor een nieuwe agenda voor Nederland gebaseerd op Brede Welvaart
Inleiding
Rabobank organiseerde dit voorjaar 14 regionale dialogen met in totaal ruim 5.000 leden van de coöperatie die meedachten over wat er op de agenda van hun regio zou moeten staan. Op basis van een analyse van al deze gesprekken schreef Rabobank dit coöperatief convenant, met een sterk pleidooi voor minder generiek en meer gebied-specifiek overheidsbeleid en extra aandacht voor de menselijke maat. Om dit te bewerkstelligen, stelt Rabobank voor om het takenpakket van de minister van Economische Zaken uit te breiden met de portefeuille ‘Brede Welvaart’ met als doel gericht beleid te voeren op de maatschappelijke, sociale en economische opgaven in de verschillende regio’s in Nederland.
In Nederland is de afgelopen jaren een nieuwe geografie van welvaart ontstaan. Er is een verschil tussen succesvolle regio’s met een hoge brede welvaart en gebieden met een lagere welvaart. Om te voorkomen dat dit verschil verder groeit, zal Den Haag veel beter en specifieker moeten kijken naar de vraagstukken die per regio spelen om alle mensen in elke regio perspectief en verbeterde welvaart te kunnen geven.
Dat is een van de uitkomsten uit de 14 regionale dialogen die Rabobank eerder dit jaar organiseerde. In totaal namen ruim 5.000 Nederlanders deel aan deze dialogen. In dit rapport, dat we hierbij aanbieden aan de Tweede Kamer, zetten we de uitkomsten van de dialogen op een rij. We wijzen daarbij met name op de door de dialoogdeelnemers geuite noodzaak voor de overheid om veel meer dan tot nu toe gebeurde te kijken naar regionale ontwikkelingen. De dialogen laten ook een pleidooi zien voor een ‘menselijke maat’, zowel in regio’s die achterblijven, als in de regio’s die juist sterk in welvaart groeiden. Bij die laatste moet die menselijke maat zorgen voor meer balans tussen economische groei, natuurwaarden en een inclusieve samenleving.
Een ander belangrijk inzicht uit de dialoogsessies is dat bedrijven veel sterker moeten worden meegenomen bij de vele transities – onder meer op het vlak van energie, digitalisering en internationale concurrentie - die op dit moment in sneltreinvaart de economie van ons land veranderen. Ten onrechte is het beeld ontstaan dat dit nu eenmaal de markt is en dat je veranderingen aan de markt moet overlaten.
Een punt waar vanuit de dialogen ook meer sturing van de overheid wordt gevraagd, is de kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt in de regio’s. Veel bedrijven buiten de Randstad hebben moeite om geschikte medewerkers te vinden. Het blijkt dat vooral de woningmarkt daarbij een frustrerende factor vormt – veel meer dan het aanbod van geschikte arbeidskrachten. Het geringe aanbod van betaalbare en aantrekkelijke woningen maakt regio’s onaantrekkelijke vestigingsplekken, zowel voor bedrijven als voor mensen.
In de regio’s in Nederland die gemiddeld presteren en waar de brede welvaart de afgelopen jaren nauwelijks toenam, komt nog een ander belangrijk geluid naar voren: de discussie verhardt, er is weinig ruimte voor nuance en mensen worden onvoldoende meegenomen in grote verandervraagstukken. Het lijkt er sterk op dat zodra eenmaal een koers is uitgezet, er eigenlijk geen ruimte meer is voor initiatieven en suggesties vanuit de burger. Mensen krijgen daardoor het gevoel dat alles is ‘dichtgeregeld’.
In dit rapport leest u hierna uitgebreider over de aanpak en de uitkomsten van de dialogen die Rabobank eerder dit jaar organiseerde. Het rapport sluit af met een advies van Rabobank dat gedestilleerd is uit de analyse van deze dialogen. Dat advies komt er in het kort op neer dat het overheidsbeleid voor Nederland baat zou hebben bij een meer gebied-specifieke aanpak. Opgaven in de ene regio zijn echt anders dan die in een andere regio, zelfs als het over hetzelfde lijkt te gaan. Dit betekent dat het generieke Haagse beleid, dat beperkt rekening houdt met hoe het aansluit in de regio, in de beleving van veel Nederlanders niet altijd effectief is en veel meer zou moeten worden gestroomlijnd naar de regio-specifieke context. Ook zou dit beleid veel beter kunnen aansluiten bij de energie die lokaal vaak al aanwezig is om zaken samen op te pakken.
Om dit alles te bewerkstelligen, stelt de bank voor om het takenpakket van de minister van Economische Zaken uit te breiden met de portefeuille ‘Brede Welvaart’ met als doel beleid beter te laten aansluiten bij de verschillen tussen de regio’s in Nederland. Deze keuze zou niet alleen op landelijk overheidsniveau moeten worden doorgevoerd, maar ook op provinciaal en lokaal vlak. In elke bestuurslaag van de overheid zouden Economische Zaken en Brede Welvaart voortaan gekoppeld moeten worden om zo sneller en gerichter gebied-specifiek beleid te kunnen uitvoeren dat aansluit bij de maatschappelijke, sociale en economische verschillen tussen de regio’s in Nederland.
De samenvatting van de dialoogsessies die hier nu voor u ligt, noemt Rabobank het ‘coöperatief convenant’: een basis waarop we de komende jaren samen aan Nederland kunnen werken.
Wat hebben we gehoord?
In de 14 dialogen kwam alles bij elkaar: meer dan dertigduizend initiatieven, ideeën, opgaven en droombeelden kwamen aan bod. Sommige onderwerpen werden door deelnemers alom herkend; andere juist minder. Figuur 1 biedt een overzicht van de onderwerpen die het vaakst aan bod kwamen. Huisvesting - een huis en een thuis - is een belangrijk thema. In verschillende regio’s was dit een dominant onderwerp, waarbij het ging over de toegankelijkheid van de woningmarkt, de tekorten in absolute en kwalitatieve zin en de opgave de woningmarkt te verduurzamen.
Ook onze relatie met de natuur en het milieu is een thema dat sterk leeft. Hierbij ligt het accent op verduurzaming van het bedrijfsleven en de opgaven rond de energietransitie en de voedselvoorziening. Mensen maken zich daarnaast zorgen over baanzekerheid: is er in de toekomst nog wel voldoende werk? En wat betekent een veranderende economie voor het soort kennis en vaardigheden dat daarbij nodig is? Het sluit aan bij opgaven die zich afspelen op het vlak van persoonlijke ontwikkeling. In het verlengde hiervan speelt natuurlijk de zorg of in de toekomst voldoende inkomen gegenereerd kan worden. Het laat zien dat het hebben van een baan, inkomen en persoonlijke ontwikkeling samen een groot deel van de opgaven in de verschillende regio’s kleurden.
Tenslotte worden maatschappelijke betrokkenheid, sociale contacten, veiligheid en gezondheid en de werk-privébalans genoemd. Minder dan de eerdere onderwerpen rond brede welvaart in de regio. Hetzelfde geldt voor ‘geluk’, waarbij het lastig is om direct te benoemen wat er aan schort om een gelukkig leven te leiden. Tegelijkertijd komen laatstgenoemde aspecten van brede welvaart natuurlijk sterk terug in de zorgen die bestaan over de leefbaarheid in de eigen regio.
Wat opvalt, is dat de opgaven die er spelen sterk per regio verschillen. In elke regio hoor je eigenlijk een andere mix, met verschillende accenten op wat er aan opgaven speelt. In de regio’s in het noorden en zuiden van het land (Groningen-Drenthe-Friesland-Limburg) werd veel minder gesproken over huisvesting en woontevredenheid als dé grote opgave. En als het ging over huisvesting, dan had deze opgave in de ene regio vaak andere kenmerken dan in de andere regio. In stedelijke gebieden gaat het bijvoorbeeld vaker over een tekort aan huurwoningen, in meer landelijke gebieden vaker over de balans tussen woningbouw en de natuur.
Milieukwaliteit was een thema dat sterk naar voren kwam in Groningen, Drenthe, Friesland, Limburg en Gelderland-Zuid: de balans tussen economische groei en verstedelijking én de natuurwaarden van het gebied. Wie figuur 1 goed bestudeert, ziet dat er per regio zaken zijn waar opvallend veel mensen over spraken én die in de dialoog onderling veel gehoor vonden. Inkomen in Midden- en Oost Nederland en Limburg, Persoonlijke Ontwikkeling in Groningen-Drenthe, Maatschappelijke Betrokkenheid in Midden-Nederland, Leiden-Haaglanden en Midden-Brabant of Gezondheid in Limburg, om er een paar te noemen. Kortom, als je de vraag ‘kijk eens om je heen, wat hoor en zie je nu echt?’ stelt, dan hoor je per regio een ‘couleur locale’ aan opgaven die raken aan welvaart in brede zin.
Tegelijkertijd zien we dat ‘wat er leeft’ zich ook ontvouwt rond verschillen tussen stad en land, hoog en laag opgeleiden en leeftijdsklassen (figuur 2 en 3). Opgaven om voldoende inkomen te kunnen genereren komen bijvoorbeeld sterk naar voren onder lager opgeleiden, in stedelijke regio’s en bij jongvolwassenen. Steden zijn de motoren van economische groei en productiviteit, waar hoogbetaalde banen zich clusteren, maar in diezelfde stad sluimert ook een tweedeling waarbij een grote groep juist een relatief laag inkomen heeft; voldoende inkomen kunnen genereren is voor die groep hét belangrijkste thema. Lager opgeleiden en mensen buiten de stad schuiven baanzekerheid als belangrijk thema naar voren. Opgaven rond milieukwaliteit spelen sterker voor hoogopgeleiden en in de stad.
Tenslotte zien we dat huisvestingsvraagstukken vaker in stedelijke regio’s worden aangedragen en onder de groep lager opgeleiden. Niet verwonderlijk als je beseft dat de woontevredenheid juist op die plekken de laatste jaren scherp is gedaald. Ook jongvolwassenen, van wie een deel hun eerste huis nog moet kopen, maken zich meer zorgen over huisvesting.
Toch zijn de verschillen tussen bevolkingsgroepen ook weer niet heel groot. We zullen dus nadrukkelijker op hetgeen gezegd is in moeten gaan, om het echte verhaal in de regio te horen.
Wat opviel, is dat de gesprekken stuk voor stuk optimistisch van toon waren. Als we de opgebrachte vraagstukken goed aanpakken, worden de komende decennia mooier dan ooit tevoren. Dit is natuurlijk geen voorspelling, maar een optie en een doel. Geen enkele toekomst is vooraf bepaald. Individuen kunnen hun koers bepalen, bedrijven kunnen dat ook, maar dat geldt net zo goed voor de samenleving. Dit coöperatief convenant voor Nederland wil daar een bijdrage aan leveren. Het is een pleidooi voor een coöperatief perspectief op de toekomst van ons land.
We spraken meer dan 5.000 mensen in 14 regio’s van ons land, dit gebeurde in 14 gestructureerde online dialogen. Allemaal gaven ze aan wat zij van belang vinden en deelden ze ervaringen, voorbeelden en ideeën. Ze reageerden op elkaar en spraken waarderingen uit. Over de opgaven in hun regio, de initiatieven die er al lopen om aan deze opgaven te werken en de dromen die ze hebben voor hun regio en leefomgeving. De gestructureerde dialoog was ontworpen op basis van Appreciative Inquiry, ofwel: waarderend onderzoek. De verhelderende en vernieuwende geluiden die dit opleverde kwamen op een innovatieve manier tot stand. Door de situatie gedwongen konden we mensen niet op locatie in gesprek laten gaan, maar vonden de dialogen online plaats; een unieke manier om veel mensen tegelijkertijd en in korte tijd bij elkaar te brengen en ieders inbreng te kunnen ophalen; ieders input is gehoord en overschreeuwen was er niet bij.
Om alle input te ordenen hebben we hetgeen is ingebracht gelabeld naar 11 dimensies van brede welvaart.
Als je echt goed luistert…
Wat hoor je dan? Uit de dialogen in de regio’s is een rijke oogst opgehaald. Vooral ook omdat in deze dialogen niet alleen ideeën worden genoemd en gewaardeerd, maar bovendien verrijkt met die van anderen. Er kristalliseert zich binnen de kortste keren een verhaal van de regio uit. Als je goed luistert, dan hoor je dus zaken die in elke regio spelen, maar vooral dat deze gebied-specifiek zijn. Waar gaat dat dan over? In deze analyse van de regiodialogen komen de vele voorbeelden aan bod die we hebben gehoord. We lichten een aantal van die voorbeelden eruit die staan voor regionale initiatieven die verdere opschaling en toepassing elders zouden kunnen krijgen.
Neem bedrijven mee in de transitie naar een nieuwe economie
Onze economie verandert, en voor bedrijven is de opgave groot om daarin mee te bewegen. De energietransitie, digitalisering, internationale concurrentie, ze vragen veel van bedrijven. Uit de dialoog komt sterk naar voren dat bedrijven veel meer meegenomen moeten worden in deze veranderingen. Ten onrechte ontstaat het beeld dat dat nu eenmaal de markt is, en dat je veranderingen aan de markt moet overlaten. Onterecht worden bedrijven die voor grote opgaven staan, bijvoorbeeld om te verduurzamen, afgeschreven. Ook hier geldt: voor een individueel bedrijf is de opgave enorm, maar ‘samen kunnen we meer dan alleen’.
…vooral het midden- en kleinbedrijf
Specifiek is daarbij aandacht nodig voor het mkb. Het ontbreekt MKB’s vaak aan capaciteit en middelen om het bedrijfsmodel succesvol aan te passen. Hier werken netwerken van ondernemers, met overheden en kennisinstellingen, zoals Novel-T | Keep Innovating (Enschede, Twente): “Wij geloven in de kracht van innovatie en de bijdrage die we daarmee leveren aan een betere en duurzame samenleving. Onze support leveren we onafhankelijk en zonder winstoogmerk, vanuit een opdracht van onze founders: de Universiteit Twente, Saxion Hogeschool, Provincie Overijssel en de Twentse gemeenten.”
Ook nieuwe bedrijven kunnen veel meer profiteren als ze samenwerken met andere bedrijven. In de dialoog komt naar voren dat startups profiteren van ondersteuning “door ze in contact te laten komen met succesvolle ondernemers in een omgeving die uitnodigt tot het delen van kennis”. Kijk maar eens naar Station88.nl een Huis voor Ondernemerschap en Innovatie. “We delen kennis, creëren bewustwording, inspireren en motiveren zodat jij als ondernemer met jouw onderneming kunt groeien en versnellen.”
…in de landbouw en voedingsindustrie
De landbouw staat voor een specifieke opgave om te verduurzamen. De deelnemers noemen mooie voorbeelden als het gaat om de crossovers tussen onderwijs, hightech en de agrifood-sector te benutten bij het verduurzamen van onze voedselproductie. Zoals in de Fruit Tech Campus , waar onderwijs met betrekking tot teelt, technologie en data binnen de fruitsector zijn samengebracht. “Om studenten aan te trekken tot de teelt-opleiding is vernieuwing van het onderwijsprogramma nodig: van teeltgericht naar een bredere opleiding met een technologische basis. Dit geldt ook voor de hbo- en bedrijfsopleidingen. Hierbij is een sterke interactie tussen bedrijfsleven en onderwijs cruciaal, waarbij ook het bedrijfsleven voor de klas gaat staan.” Zeker in regio’s waar de combinatie tussen landbouw, voedselproducenten en hightech voorkomt, zie je dat “bedrijven en sectoren met elkaar worden verbonden en samen op zoek gaan naar slimme antwoorden.”
Het afgelopen jaar is ook Boeren voor Buren als mooi initiatief ontwikkeld; het initiatief om Nederlandse boeren te verbinden met mensen met een kleine portemonnee. Het is ontstaan uit de behoefte om de problemen op te lossen waarin beide partijen kwamen te zitten door de coronacrisis. Het past in het veelgehoorde geluid om te werken aan kortere ketens waar het kan en de potentie voor streekwinkels en producten te benutten.
…in regionale ecosystemen
Waar het mooi samenkomt, is wanneer bedrijven echt zijn ingebed in regionale ecosystemen, zoals op de Brightland Campus Greenport. Hier wordt gewerkt aan de ambitie om het wereldwijde centrum voor gezonde voeding te worden. Door de belangrijke bedrijven in de food&agri-business te verbinden met de medische wetenschap vanuit de Universiteit, maar ook oog te hebben voor de kleinere bedrijven in het ecosysteem. “Op deze manier kan deze regio een belangrijke rol vervullen in de wereldwijde voedseltransitie, en tegelijk werken aan een krachtig economisch model.“
Voldoende kansen voor jongeren in de regio’s…
Vaak komt in de dialoog naar voren dat bedrijven moeite hebben om geschikt personeel te vinden. En dat ligt niet alleen aan de kwalificaties en vaardigheden van arbeidskrachten. De woningmarkt is hier vaak de frustrerende factor; bij het aantrekken van nieuwe mensen of het behoud daarvan. Het geringe aanbod van betaalbare en aantrekkelijke woningen maakt bepaalde regio’s minder aantrekkelijk om zich hier te vestigen, zowel voor bedrijven als voor mensen.
…buiten de stad
In de dialoog komt sterk naar voren dat in sommige regio’s dé grote opgave is om jonge mensen te behouden voor de regio, en dat wordt direct gerelateerd aan de (on)toegankelijkheid van de arbeids- en woningmarkt. Daaraan werken moet een bewuste en strategische actie zijn, horen we in de dialoog.
Waar dat werkt, komen mooie voorbeelden naar voren. Zoals het 1828 woonproject gericht op betaalbare woningen voor jongeren, met gedeelde voorzieningen. Jongeren krijgen daarmee niet alleen een ‘huis’, maar ook een ‘thuis’. De filosofie van het project: 'wij geloven in de kracht van samen'.
En dan zijn er “jonge talenten”-programma’s, om te voorkomen dat jongeren wegtrekken. Bedrijfsleven en talenten uit de regio worden aan elkaar verbonden. Het maakt jongeren bekend met mooie (technische) bedrijven, biedt hen ook stagemogelijkheden en traineeships; bijvoorbeeld om gedurende anderhalf jaar op drie plekken bij bedrijven in de regio ervaring op te doen. Helemaal mooi is het als het ervaring opdoen leidt tot een baan. Juist ook om jongeren “te laten zien wat er in de regio kan”, worden evenementen voor hen georganiseerd.
Zowel de woon- als werkprojecten hebben het doel om de kansengelijkheid, vooral van jongeren, te verbeteren. In de dialoog komt daarbij naar voren dat het dan ook belangrijk is om onderwijsinstellingen te betrekken. Zorg voor een goede aansluiting van het onderwijs op de (toekomstige) behoeften van bedrijven, en maak ‘leven lang ontwikkelen’-programma’s. “Ondernemers klagen daarnaast over te weinig aansluiting tussen school en arbeidsmarkt en richten vakscholen op. In onze regio kan een op de vijf bedrijven voldoende gekwalificeerd personeel vinden. Digitale vaardigheden en ook algemene vaardigheden (competenties) zoals “verantwoordelijkheid nemen en dragen” of “plannen en finishen” worden belangrijker. En de basis van alles: taal en rekenen goed onder de knie hebben, ook als Nederlands niet je enige taal is.”
Kinderen moeten volgens de deelnemers goede ontwikkelkansen krijgen, waarbij ook hun ouders worden betrokken: “Om kansengelijkheid te bereiken, is het belangrijk dat de beste leerkrachten lesgeven op scholen waar de meeste problematiek is en er korte lijnen zijn met preventie, om tijdig ondersteuning in te zetten. Doel is om kinderen goede ontwikkelingskansen te bieden en hun ouders hierbij te betrekken en zo nodig ook te ondersteunen. Dan doorbreken we de cirkel.”
Kortom, jongeren kansen bieden gaat om arbeidsmarkt-, onderwijs- én woningmarktbeleid die op elkaar zijn afgestemd. Natuurlijk gaat het om een oplossing voor het aanbodtekort van woningen, maar alleen meer woningen is niet voldoende. Een integraal investeringsplan is nodig, waardoor jongeren ook meer kansen krijgen op het juiste onderwijs en daarmee op de arbeidsmarkt.
…en specifiek in de grote steden
Ook in de steden speelt de kansenongelijkheid voor jonge mensen op de arbeids- en woningmarkt. Vaak komt de kansengelijkheid voor ieder kind naar voren. “Ieder kind heeft talent. Ook de honderdduizenden Nederlandse kinderen die opgroeien in een omgeving met veel werkloosheid en weinig rolmodellen”. We strijden voor een maatschappij waarin je achtergrond niet je toekomst bepaalt. Waarin íeder kind kansen krijgt.” “Om dat te bereiken, helpen we kinderen van 8 tot 16 jaar aan een goede start op de arbeidsmarkt. Ze maken kennis met allerlei beroepen, ontdekken welk werk bij hun talenten past en leren solliciteren. Zo krijgen meer dan 65.000 basisschool- en vmbo-leerlingen de kans om te groeien.”
Verstedelijkingsopgaven oplossen
… in bestaand stedelijk gebied
De deelnemers aan de dialoog hebben het veel over de balans tussen groei van bevolking of economie én het behoud van natuurwaarden in hetzelfde gebied. Te vaak en te gemakkelijk wordt het buitengebied geofferd om het vol te bouwen met huizen of bedrijventerreinen. Deze huizen zijn nodig en kunnen we mogelijk niet allemaal in het bestaande stedelijk gebied kwijt, maar in de dialoog geven de deelnemers aan dat inbreiding de voorkeur heeft boven uitbreiding en dat daar nog veel mogelijkheden voor zijn. Dat heeft vele voordelen die dus natuurkwaliteiten behouden en ook tot mooi nieuw multifunctioneel ruimtegebruik leidt. Het biedt nieuwe woon-, werk-, zorg- en studie-combinaties.
Vaak wordt aangegeven hoeveel winst er te behalen is als leegstaande bedrijfsruimten - vooral kantoren, maar ook boerderijen, winkels en bedrijfspanden op bedrijfsterreinen - nieuwe woon-bestemmingen krijgen. Nieuwe tijdelijke woningen, die in korte tijd en flexibel kunnen worden gebouwd, passen goed in die filosofie.
…in relatie met het buitengebied
Ook hier komt de “kracht van samen” naar voren. Als gemeenten samenwerken aan het verstedelijkingsvraagstuk, niet ieder voor zich, maar vanuit een plan om samen te werken aan een gezamenlijke opgave, dan kan de bouw van huizen samengaan met natuurkwaliteit en kwaliteit van de openbare ruimte. Regionale Omgevingsagenda’s zijn daar mooie voorbeelden van.
De energietransitie
…los je ook binnen bestaand stedelijk gebied op
Wat veel terugkomt, is dat er vaak te gemakkelijk voor wordt gekozen om de oplossingen voor de energietransitie ook in het buitengebied te zoeken. Natuur- of landbouwgrond gebruiken is vaak de gemakkelijke oplossing om nieuwe zonneparken aan te leggen. Liever ziet men zonnepanelen op de daken. In de dialoog komt naar voren dat er prima oplossingen zijn om binnen het bestaande stedelijke gebied duurzaamheidsoplossingen uit te werken.
Verduurzamen van de bestaande woningvoorraad zou nog meer de norm kunnen worden, niet als norm van bovenaf, maar door de initiatieven van onderop meer te faciliteren. Er zijn talloze voorbeelden, waarbij woningen zowel duurzamer als comfortabeler worden gemaakt.
Ook de voorbeelden van wooncollectieven, waarbij een inwonersinitiatief samen plannen maakt om woonvormen, duurzaam, levensloopbestendig te maken, laten zien hoe noaberschap en woonoplossingen hand in hand kunnen gaan: “Je kent elkaar en helpt elkaar voort”. “Duurzaam bouwen en wonen gaat niet alleen over een laag energieverbruik, maar ook over het gebruik van duurzame materialen die rekening houden met het milieu en de gezondheid van bewoners”, zo komt uit de dialoog naar voren.
…maar ook daarbuiten
De relatie tussen de steden en de kleine kernen en het platteland komt ook in dit opzicht veel aan de orde. Maak de voedselketens korter, roepen veel deelnemers bijvoorbeeld. Veel agrarische producten gaan het hele land door of zelfs de wereld over, terwijl de boerderijen praktisch om de hoek liggen. Ook hier voorbeelden te over.
Ook willen veel mensen betere openbaar-vervoersverbindingen. In veel dichtbevolkte gebieden is de auto nog steeds dominant in het woon-werkverkeer. Doodzonde, want juist in die regio’s betaalt een efficiënt openbaar-vervoerssysteem zich uit. Niet alleen voor de energietransitie, ook voor de luchtkwaliteit en dus onze gezondheid.
Laat kleine kernen bruisen
In krimpgebieden komt vaak het leefbaarheidsprobleem naar voren; leegstand zet een negatieve spiraal in werking; het trekt criminaliteit aan, bedrijven trekken weg waardoor nog meer voorzieningen verdwijnen. In de kleine kernen hoor je het verhaal van het verdwijnen van voorzieningen en de opgave om aan de leefbaarheid te werken. Dé opgave is om de kleine kernen te laten bruisen, ze aantrekkelijke plekken te laten blijven. Gezamenlijke overheden zetten hier versnellingsagenda’s op de economie in. Maar deelnemers geven ook aan dat “de weg naar een economisch vitaal, leefbaar en ecologisch duurzaam platteland een traject van de lange adem is”. “Geen enkele partij kan deze opgaven afzonderlijk realiseren.” “Met een gebiedsgerichte aanpak én door met alle overheden de krachten te bundelen werkt het wel”.
En het tij is te keren, zo laten publiek-private initiatieven zien. “Een aantal jaren terug liep in ons dorp de winkelleegstand ernstig op en waren er in het centrum braakliggende terreinen. Met een klein groepje mensen zijn we aan de slag gegaan om het tij te keren en gericht naar oplossingen te zoeken. Inmiddels is het dorp heringericht met behulp van vele private en ook publieke investeringen en is er een bruisend dynamisch dorp ontstaan waar de leefbaarheid enorm is toegenomen”.
… en steden bloeien
Voor de steden horen we andere opgaven, maar ook daar draait het vaak om leefbaarheid: schone lucht, meer groen en gelijke kansen voor iedereen. Kansenongelijkheid hoorden we op veel plekken in het land, maar vooral in de stedelijke regio’s. Er zijn al mooie initiatieven op dat vlak.
Zet gebiedsontwikkeling in voor de kwaliteit van leven
Vaak in de dialoog kwamen opgaven rond de kwaliteit van leven naar voren. Naast de leefbaarheid in de kleine kernen, die we al noemden, komen mooie voorbeelden naar voren van initiatieven die het leven in de regio’s verrijken en waarin overheden het voortouw nemen.
Het zijn gebiedsontwikkelingsprogramma’s waarin overheden succesvol samenwerken. Bijvoorbeeld Waterpoort werkt; een samenwerking tussen drie provincies (Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland), zes gemeenten, veel organisaties en ondernemers. Oude relaties tussen stad, water en ommeland zijn weer hersteld en nieuwe relaties zijn ontstaan zodat wonen, recreatie en natuur nieuwe kansen kregen. Een mooi voorbeeld van hoe een gezond regionaal en verbonden watersysteem de katalysator is voor economische, ecologische en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling.
Maar net zo goed komt naar voren hoe een lokale coöperatie van bewoners erin is geslaagd om internet via glasvezel in het buitengebied te realiseren. Zij geven aan dat “de handen ineen slaan en aanpakken werkt!“
Wanneer we de opgaven die er in de regio’s van het land spelen – van metropolitaanse stedelijke gebieden, tot rurale plattelandsgebieden – door onze oogharen bekijken, dan zien we dat er de laatste jaren een nieuwe geografie van welvaart is ontstaan. Wat is daarachter het verhaal?
We zien een nieuwe geografie van brede welvaart
Wie de afgelopen jaren in de regio Rotterdam-Den Haag (Zuid-Holland) woonde, zag dat de brede welvaart in deze regio relatief laag was en deze zich de afgelopen jaren ook nauwelijks verbeterde. Het contrast was groot met diegenen die in de regio Utrecht (Midden-Nederland) woonden. Deze regio behoort tot de gebieden met de hoogste brede welvaart van het land. Bovendien steeg de brede welvaart daar de afgelopen jaren aanzienlijk.
Als het gaat om brede welvaart en hoe deze de afgelopen acht jaar is veranderd, dan komen drie typen regio’s naar voren. De regio’s met een hoge én groeiende brede welvaart. Daartegenover staan de regio’s met een relatief lage en nauwelijks groeiende brede welvaart. Daar tussenin staat een grote groep regio’s die nog beide kanten op kan gaan. Sommige van deze regio’s kenden de afgelopen jaren een relatief sterke groei van de brede welvaart, zodat hun ongunstige uitgangssituatie wel degelijk fors verbeterde. Binnen deze groep zie je ook regio’s die consolideerden en niet in staat waren om zich te verbeteren in brede welvaart, ook al was hun positie niet ongunstig. Figuur 5 en 6 laten het palet van regio’s zien naar brede welvaart in 2013 en 2019. De acht typen regio’s worden in box 1 beschreven.
Om de geografie van brede welvaart te analyseren hebben we die gemeten met de brede welvaart indicator (BWI) in 2013 en 2019 en een clusteranalyse uitgevoerd waarin we de stand in beide jaren en de groei over de periode meenemen. Figuur 2 toont het resultaat van de clusteranalyse op twee assen: BWI 2013 (x-as), BWI (2019), én de nationale groei van de BWI 2013-2019 (diagonaal).
In het kwadrant rechtsboven zitten de regio’s met een bovengemiddelde brede welvaart in zowel 2013 als 2019. In het kwadrant linksonder zitten de regio’s met een beneden gemiddelde brede welvaart in 2013 en 2019. Het kwadrant linksboven groepeert de regio’s met een beneden gemiddelde brede welvaart in 2013, maar met een bovengemiddelde brede welvaart in 2019. Het kwadrant rechtsonder toont de regio’s die in 2013 bovengemiddeld scoorden, maar in 2019 een beneden gemiddelde brede welvaart kenden. Regio’s boven de diagonaal groeiden harder dan gemiddeld in brede welvaart, onder de diagonaal minder hard dan gemiddeld.
De clusteranalyse laat echter meer nuance dan de vier kwadranten zien. Er zijn acht type regio’s te onderscheiden (cijfers corresponderen met de figuur 1). Binnen de groep relatief succesvolle regio’s (rechtsboven) zie je drie typen: (1) regio’s met hoge scores op brede welvaart in 2013 en 2019 én een hoge groei (donkerblauw), (2) regio’s met relatief hoge scores op brede welvaart in 2013 en 2019, met een bescheidener groei (medium blauw) en (3) regio’s met relatief hoge scores op brede welvaart (vooral) in 2013 en 2019, maar met een beneden gemiddelde groei (lichtblauw); de eerste groep zijn de echte koplopers, de laatste groep de consoliderende regio’s. Tegelijkertijd zien we dat de relatief achterblijvende groep regio’s ook twee clusters in zich heeft: (8) de echte achterblijvers waar de brede welvaart in zowel 2013 als 2019 aanzienlijk onder het gemiddelde ligt en waar de groei beneden gemiddeld was en (7) regio’s met een relatief lage brede welvaart, vooral in 2013, maar ook in 2019, die een bescheiden groei kenden. De grote groep in het midden toont ook weer drie typen: (4) regio’s met een lage brede welvaart in 2013 die sterk groeiden en in 2019 bovengemiddeld op brede welvaart scoorden; de catching-up regio’s, (5) regio’s die zich rond het gemiddelde van 2013 en 2019 bevinden en dus licht groeiden en tenslotte (6) regio’s die in 2013 over het algemeen boven het gemiddelde scoorden, maar in 2019 daaronder, daar was nauwelijks verbetering in brede welvaart.
In een aparte studie (te verschijnen) besteden we uitvoerig aandacht aan de clustering van regio’s op brede welvaart. We gebruiken de typologie in het analyseren van de resultaten uit de regiodialogen.
Tot slot. Termen als succesregio en achterblijver moeten worden geplaatst in het perspectief van het Nederlandse gemiddelde. De brede welvaart in Nederland is in Noord-Europees perspectief relatief hoog en de verschillen binnen Nederland zijn daarom ook relatief beperkt.
Het moet gezegd: in alle regio’s nam de brede welvaart de afgelopen jaren toe. Tegelijkertijd zit er nogal wat verschil in de onderliggende elf dimensies van brede welvaart. Als de totale brede welvaart toeneemt, dan zijn er óók in succesregio’s dimensies die verslechterden. Wat we vooral zien, is dat het per saldo dus nogal uit maakt of je in de regio Den Haag, Delfzijl en omgeving, of in de Zaansteek woonde, versus in Utrecht, Het Gooi en Vechtstreek, Zuidwest-Friesland of Noord-Overijssel (regio Zwolle).
Deze verschillen in brede welvaart hoor je terug in de dialogen. We pikken er een paar belangrijke zaken uit.
In achterblijvende regio’s gaat het om kansengelijkheid en leefbaarheid
In de achterblijvende regio’s klinkt sterker het geluid te werken aan de opgaven rond kansengelijkheid; vooral rond baanzekerheid en inkomen, en de zorg voor de leefbaarheid; zoals veiligheid en sociale samenhang in het gebied. Vaker gaat het over de armoede in de regio en het geringe perspectief voor grote groepen mensen om hun inkomenspositie te verbeteren. Of zoals een deelnemer aan de dialoog zegt: “Armoede in de regio moet worden aangepakt. Hiervoor moet er aandacht zijn voor de financiële zekerheid van huishoudens. Als deze groepen kunnen aanhaken bij de samenleving komt er ook weer meer arbeidspotentieel naar boven”. Een ander geeft aan dat “het aantal mensen dat financiële zorgen heeft en rekeningen niet meer kan betalen toeneemt. Dat was al zo voor corona. Ik vind dat zorgelijk.” Ook de voorbeelden van “verborgen armoede, waardoor kinderen niet kunnen sporten, muziek maken of volledig deelnemen aan het schoolleven (laptop, schoolreisjes, et cetera)” komen naar voren. “Deze verborgen armoede zit hem in werkenden met een laag inkomen, die de weg niet weten naar instanties voor hulp.”
Hierbij geven deelnemers aan de dialoog ook aan dat wat betreft armoede en jeugdzorg er misschien wel te veel organisaties naast elkaar bezig zijn, de goede bedoelingen ten spijt. “Een centralere aanpak zou mogelijk krachtiger kunnen zijn.” Ook ten aanzien van het vergroten van de baanzekerheid wordt een soortgelijke opmerking gemaakt: “De coördinatie tussen organisaties wordt steeds beter, maar hier kunnen we met elkaar nog stappen zetten om nog effectiever te worden.”
Vooruitkijkend geven de deelnemers aan dat “boven alles samenwerking nodig is: publieke, private en particuliere partijen moeten gaan samenwerken. Daarnaast is ook een samenwerkende mentaliteit nodig, zodat men samen kan denken in oplossingen.” Het is vooral zaak om het eigen belang te overstijgen. De deelnemers aan de dialoog geven aan dat de groter geworden afstand van de politiek tot de maatschappij niet meewerkt. Scherper geformuleerd door een van de deelnemers aan de dialogen: “De politiek staat vaak los van de realiteit. We zien de overheid keuzes maken en wetten vaststellen, die juist haaks staan op de gewenste ontwikkelingen. Daarbij zijn wetten en vergunningen overlappend, tegenstrijdig, complex en daardoor strandt veel in het doolhof der Nederlandse wetten. Maak het simpeler!”
Maar niet alleen de kloof tussen burger en politiek speelt hier. Ook de sociale samenhang in de regio wordt als een belangrijk punt aangegeven. “Segregatie tussen verschillende bevolkingsgroepen moet worden tegengegaan en mensen moeten meer bijeengebracht worden”, zo luidt het advies uit de dialoog. “Ik denk aan de steeds verdere segregatie in de stad, omdat te grote verschillen tussen kansrijk en kansarm niet goed zijn voor de bloei van een gebied”. Te horen is dat “de sociale scheiding tussen hoogopgeleide kenniswerkers en armere bevolkingsgroepen, die hun informatie ook uit heel andere bronnen halen, steeds groter wordt. Hoe houden we de boel bijeen?”
Tegelijkertijd klinkt in de regio’s met een achterblijvende brede welvaart ook nadrukkelijk een positief geluid. “We hebben meer mensen nodig in de samenleving waar anderen zich op lokaal niveau mee willen en durven associëren... De energie van een individu kan aanleiding zijn een hele wijk op te trekken.” Dat is een mooi advies. De energie in de samenleving kan juist in deze regio’s een positieve impuls geven.
In succesregio’s gaat het over de ‘menselijke maat’
Regio’s met een relatief hoge brede welvaart, waar deze de afgelopen acht jaar ook nog eens verbeterde, zijn per saldo relatief succesvol. Hoewel de dynamiek op de onderliggende dimensies van brede welvaart ook laat zien dat het niet overal hosanna is.
Wat we vooral horen in deze regio’s is dat hoewel de economie floreert en de brede welvaart relatief hoog is er veel meer oog moet zijn voor de balans tussen economie, milieu en de sociale aspecten. Zeker als het gaat om de sterke druk vanuit de verstedelijking; deze regio’s groeien over het algemeen sterk in bedrijvigheid en bevolking. “Als grootstedelijke regio met veel groene waarden gaat het om de ‘menselijke maat’; economische en bevolkingsgroei moeten ook in dát perspectief plaatsvinden.” De angst bestaat dat de natuur het ondergeschoven kindje wordt van de bevolkings- en economische groei. Groei moet daarom hand in hand gaan met behoud van de natuurlijke waarden, zo geven de deelnemers aan. De balans is belangrijk.
Tegelijkertijd zien we in de succesregio’s dat er een grote opgave is om de economische kracht in te zetten voor maatschappelijke opgaven. “We moeten de innovaties rond voedsel en gezondheid nog meer benutten om ons voor te bereiden op deze nieuwe economie.” Ook dit past bij de gewenste balans tussen economische groei, innovatie en opgaven rond een duurzame toekomst. Dit betekent dat vooral initiatieven die daaraan bijdragen moeten worden ondersteund. Bijvoorbeeld rond clusters van bedrijven en onderzoeksinstituten, waarin ondernemers bij elkaar worden gebracht.
In de succesregio’s staat ook vaak de transitie naar een duurzame economie centraal in de dialoog, en dan specifiek de energietransitie. En dan gaat het niet alleen om grote bedrijven die moeten verduurzamen, of om grote windparken voor niet-fossiele energieopwekking, maar juist ook om initiatieven van bewoners die zich verenigen. Naar voren komt dat er nog veel meer potentie zit in energie-coöperaties. “Ik ken diverse energie-coöperaties, maar ze zijn niet professioneel genoeg en te versnipperd. Op zich is die versnippering goed voor het draagvlak, maar samenwerken zou ze sterker maken.” Die versnippering geldt ook binnen het gemeentelandschap. “De gemeenten denken nog veel en veel te veel binnen hun eigen grenzen - samenwerking kan veel beter!”
De menselijke maat geldt ten slotte ook voor de inclusiviteit in de regio. Mensen geven aan dat de balans ook tussen hoog en laag verdienenden en –opgeleiden moet gelden. “Over vijf jaar is dan vooral aan de onderkant van de samenleving gezorgd voor betaalbare en kwalitatief goede woningen, waar bewoners trots zijn en hun directe omgeving goed onderhouden. Je ziet het bij mensen met een koopwoning, die zorgen goed voor de directe omgeving. Het zou mooi zijn als we dat verantwoordelijkheidsbesef ook bij huurders kunnen creëren.”
Kortom, in de regio’s die het wat betreft de brede welvaart voor de wind gaat, gaat het over de balans tussen economische en bevolkingsontwikkeling én milieukwaliteit en inclusiviteit. Er wordt gepleit voor meer samenwerking. “Om grote problemen en brede onderwerpen effectief aan te pakken, is samenwerking tussen gemeenten onderling en tussen de gemeente en de belangrijke stakeholders van belang. Door het creëren van netwerken en communities kunnen grote beslissingen voor draagvlak zorgen in de regio.” “Er is een coalitie van partijen nodig die lef en durf hebben om de problemen aan te pakken. Hierbij zal de regio het heft in handen moeten nemen om over belangrijke vraagstukken zoals huisvesting beslissingen te nemen. Een coalitie aan partijen omvat onder meer de samenwerking tussen gemeenten, lokale bedrijven, projectontwikkelaars en wijkbewoners.”
In regio’s ‘in het midden’ gaat het over gezondheid en persoonlijke ontwikkeling
Naast succes- en achterblijvende regio’s is er een grote groep regio’s die in brede welvaart nog beide kanten op kan gaan: in de richting van succes of in de richting van consolidatie. Toch hoor je hier ook een eigen geluid in de dialoog. Er is een grote nadruk op gezondheid en persoonlijke ontwikkeling. “Ik denk aan het stimuleren van een gezonde leefstijl. Mijn ervaring is dat nu alles is gericht op zorg. Maar we moeten voorkomen dat mensen zorg nodig hebben. Dus sport, cultuur, gezonde leefstijl, welbevinden. Dat moet de basis zijn op school maar ook bij de huisarts. Niet een medicijn meegeven maar anders benaderen.”
Talloze initiatieven tonen aan dat er wordt gewerkt aan de brede welvaart door een gezonde levensstijl te promoten. Zeker in regio’s die niet zo goed scoren op deze dimensie van brede welvaart. “Denk hierbij aan gezonde-voedingsprojecten op basisscholen en aan diverse jeugdfondsen die het mogelijk maken dat ieder kind kan sporten.”
Het gaat verder dan alleen fysieke gezondheid; het gaat om persoonlijke ontwikkeling in brede zin. “Op het gebied van gelijke kansen voor ieder kind zijn er diverse fondsen: jeugdfonds sport, jeugdfonds cultuur, de lokale leergeld stichtingen. Zij zorgen ervoor dat kinderen mee kunnen doen.” Wat ook werkt, is om studenten in contact te brengen met het bedrijfsleven en omgekeerd. “Studenten en bedrijfsleven werken aan vragen van de toekomst. Alle relevante thema's komen terug (gezondheid, food en agri, circulair en smart services).”
Kortom, met een ander accent zie je in de regio’s ‘in het midden’ dat vooral burgerinitiatieven werken. “Wat ik van de deelnemers uit de dialoog hoor, is dat er in Limburg ontzettend veel positieve burgerinitiatieven zijn. Die zijn nodig omdat ons nogal wat te doen staat, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, kansen voor jongeren en de energietransitie. We hebben iedereen nodig om daaraan te werken.”
In sommige regio’s komt de maatschappelijke onrust naar voren
In de regio’s die ‘in het midden’ staan, maar waar het dubbeltje de afgelopen jaren net de verkeerde kant op is gevallen, komt er nog een ander belangrijk geluid naar voren: de discussie verhardt, er is weinig ruimte voor nuance, en mensen worden weinig meegenomen in grote verandervraagstukken. Een deelnemer verwoordt het als volgt: “Ik zie weinig souplesse in gedachtegangen. ‘Stikstof reductie = boeren uitkopen’, terwijl deze sector maar een van de inbrengers is. ‘Duurzaam wonen = alles elektrisch’, terwijl er ook alternatieve manieren zijn om in energiebehoeften te voorzien. ‘Exit aardgas = geen netwerk meer aanleggen en geen aansluiting in de woningen’, terwijl een alternatieve bron wel een ander gas kan zijn.”
Het is in deze regio’s waar de zorgen rond een grotere maatschappelijke onrust naar voren komen. Soms specifiek in de dorpen: ‘’Veel dorpen hebben leefbaarheidsorganisaties, er zijn vrijwilligerscentrales, dorpshuizen/wijkgebouwen. Deze staan wel vaak onder druk door bezuinigingen in de gemeenten. Verenigingen zijn belangrijk voor de samenhang, maar worden ook niet altijd voldoende ondersteund.” Dat verenigingen en sociale cohesie onder druk staat, ervaren de deelnemers als problematisch. “Ik denk dat het betrokken houden van velen (elk geloof, elke sociale klasse et cetera) de grootste opgave is om zodoende verdere polarisering tegen te gaan.”
“De opgave is om je als gehele leefomgeving verbonden met elkaar te voelen. Zeker in deze tijd is er minder gevoel van verbondenheid en kijken mensen meer alleen naar zichzelf. Dit brengt een grote groep op termijn minder ver.”
Resumerend: samen werken aan de menselijke maat
Elke regio kent dus zijn specifieke opgaven rond brede welvaart. We horen dat terug in de dialoog. Het past in de nieuwe geografie van welvaart die de laatste jaren is ontstaan, en waarbij het verschil tussen succesvolle regio’s en achterblijvende regio’s groter is geworden. Ook zien we dat een aantal regio’s in ontwikkeling van brede welvaart achterblijft, soms vanuit een goede uitgangspositie, maar soms ook zijn ze onder het Nederlandse gemiddelde terecht gekomen. Door deze bril naar regionale ontwikkelingen kijken brengt ‘de menselijke maat naar voren’: werk per regio aan de brede welvaart rond de vraagstukken die er specifiek in de regio spelen. Dat sluit ook aan bij de regio’s die in welvaart sterk groeiden, en waar juist de menselijke maat moet zorgen voor de balans tussen economische groei, natuurwaarden en een inclusieve samenleving.
Ons advies: er is meer gebied-specifiek beleid nodig
Als we alle opgaven langs gaan dan is er een aantal algemene opgaven die spelen in alle regio’s van het land, zoals de huisvestingsvraagstukken, maar we zien vooral dat veel opgaven én oplossingen heel erg gebied-specifiek zijn. Opgaven in de ene regio zijn echt anders dan die in een andere regio, zelfs als het over hetzelfde lijkt te gaan. Dit betekent dat het generieke Haagse beleid, dat beperkt rekening houdt met hoe het aansluit in de regio, niet altijd effectief is en veel meer zou kunnen worden gestroomlijnd naar de regio-specifieke context. Ook zou dit beleid veel beter kunnen aansluiten bij de energie die lokaal vaak al aanwezig is om zaken samen op te pakken. Bewonersinitiatieven, coöperatieve samenwerkingen, samenwerkingen rond concrete oplossingen. Onze oproep: geef lokale en regionale initiatieven meer de ruimte, ondersteun deze. Schaal ze op als het kan. En pas ze toe als ze ook elders kunnen werken.
Niet alleen slokt de crisisbestrijding veel energie van het kabinet op om hier oog voor te hebben. Het past in een langere traditie waarin het Rijksbeleid zich uit de regio’s terugtrok en het geheel aan de lokale overheden overliet – let wel, dit geldt zowel voor steden in de Randstad als voor perifere delen van het land. “Centraal wat moet, decentraal wat kan”, was het credo. Het heeft ertoe geleid dat wanneer je van te hoog of te ver naar Nederland kijkt, je niet meer ziet waar het over gaat.
Het herstelbeleid zal dus over moeten gaan in beleid dat de brede welvaart in alle regio’s ondersteunt. En uit de talloze voorbeelden die in de dialogen zijn genoemd, zie je dat opgaven rond de brede welvaart altijd samenhangen, en beleid dus de verkokerde beleidssilo’s moet zien te doorbreken. Succesvol beleid voor jongeren is de combinatie tussen arbeids-, onderwijs- én woningmarktbeleid, zo zeggen we. Verstedelijkingsbeleid gaat niet alleen over steden en planologie, maar ook over natuurwaarden en de kwaliteit van leven. Per regio een samenhangende brede welvaartsagenda dus. Maatwerk is nodig, geen one-size-fits-all-beleid.
Opgeteld destilleren wij uit deze dialogen een agenda voor Nederland die klinkt als een oproep voor een coöperatief alternatief, een pleidooi om samen aan de opgaven in de regio te gaan werken. Het zal de relatie tussen Rijksbeleid en ‘wat mensen van waarde vinden’ versterken, want we horen vaak dat mensen in de regio willen voelen dat er in hen wordt geïnvesteerd, dat er naar hen wordt geluisterd.
Maar dan is er wel een ‘switch in de mindset in Den Haag nodig’. Uit de dialoog: “Vanuit Den Haag is er te weinig aandacht en waardering voor de regio's. In plaats daarvan is er een drang tot door-decentraliseren zonder dat de lokale overheden daar voldoende voor gefinancierd worden. Ze moeten dan keuzes maken die de voorzieningen verder onder druk zetten”.
En dan moeten oude paradigma’s overboord worden gegooid. Uit de dialoog komt een ‘couleur locale’ naar voren die niet perse past bij de Randstad versus de rest van het land; we zien daarbinnen forse verschillen. Ook het onderscheid tussen stad en platteland is te ongenuanceerd. Het gaat juist veel meer om de samenhang daartussen. We hebben in een aparte analyse gekeken naar hoe de nieuwe geografie van welvaart er uitziet. Een mooi vertrekpunt om beleid bij te laten aansluiten.
Doe je mee?
Wij gaan werken aan Nederland. Niet alleen, maar samen. Met specifieke investeringsagenda’s, landelijk dekkend via alle 14 regionale Kringen van Rabobank, werken we de komende jaren aan de opgaven rond de brede welvaart. Dit coöperatief convenant schetst hiervoor de contouren. Maar we houden ook nadrukkelijk een pleidooi om de taken van de minister van Economische Zaken uit te breiden met de portefeuille ‘Brede Welvaart’. Pas dan breng je economische ontwikkeling in balans met milieu en klimaat en met de sociale samenhang.
De doorvertaling van deze portefeuille-uitbreiding bij Economische Zaken naar de lagere overheden - naar de lokale bewindspersonen Economische Zaken - maakt dit idee vervolgens nog krachtiger: brede welvaart wordt immers voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkelingen in onze dagelijkse leefomgeving. Het beleid kan op die manier direct aansluiten op het schaalniveau waar de verschillende opgaven zich voordoen. Dan zal ook zichtbaar zijn dat Rabobank juist op die schaal met haar investeringsagenda’s werkt aan de brede welvaart in alle regio’s in ons land.
Wat ons betreft boden de 14 regiodialogen een prachtige kans om te horen wat er leeft op verschillende plekken in het land en onder een brede vertegenwoordiging van mensen uit de samenleving. Soms was dat een bevestiging van wat we al vermoedden, maar er waren ook veel verrassingen en openbaringen. En we zagen dat er in veel gevallen al een indrukwekkende basis ligt voor vervolgstappen. Stappen die Rabobank sowieso zal gaan zetten, maar het liefst zetten we ze samen. Doen jullie mee?